De Cellosonate nr. 3 in A majeur, opus 69, is de derde van vijf cellosonates van Ludwig van Beethoven. Hij componeerde de sonate in 1807-1808, tijdens zijn productieve middenperiode. De sonate werd voor het eerst uitgevoerd in 1809 door cellist Nikolaus Kraft en pianiste Dorothea von Ertmann, een leerling van Beethoven. De sonate werd in hetzelfde jaar uitgegeven door Breitkopf & Härtel en opgedragen aan Freiherr Ignaz von Gleichenstein, Beethovens vriend en amateurcellist. De sonate was vanaf het begin succesvol bij het publiek.
Een vroege druk van de compositie noemde de sonate "Sonata / per il / Clavicembalo con Violoncello / composta / dal Sig=r / Luigi van Beethoven".[1] De twee vroege sonates van Beethoven waren, zoals gebruikelijk in die tijd, virtuoze concertstukken voor piano, waarbij het strijkinstrument een ondersteunende rol speelde. De derde sonate is beschreven als de eerste cellosonate die de twee instrumenten een gelijkwaardige rol gaf. Als model voor latere composities in het genre is deze vaak uitgevoerd en opgenomen, waaronder versies met instrumenten uit die tijd.