Er bestaat enige twijfel of Haydn het vioolconcert wel of niet schreef, hoewel er algemene overeenstemming is dat hij dat eerder deed dan werd aangenomen, omdat het "ouderwetser" is dan zijn eerder genummerde vioolconcerten. Net als zijn eerste vioolconcert zou het geschreven kunnen zijn voor Luigi Tomasini, concertmeester van het Esterházy-orkest, waar Haydn kapelmeester was. Hoewel hij "uniek mooi" werd genoemd, merkte Haydn op: "Ik was geen tovenaar op welk instrument dan ook, maar ik kende de mogelijkheden en effecten van allemaal. Ik was geen slechte pianist en zanger en kon ook een vioolconcert spelen."
Het eerste deel is vloeiend en klaaglijk, in sonatevorm, met bondige frasen en sierlijke versieringen. Dit wordt gevolgd door een aria-achtig middendeel, dat weeft tussen majeur- en mineurtoonsoorten. Het deel, met zijn "ongeëvenaarde intimiteit en schoonheid", wordt gevolgd door een "levendige" monothematische sonate-rondo. Het laatste deel, misschien wel het meest Haydniaanse van alle drie delen, volgt nauwgezet de galopperende patronen en versieringen die C. P. E. Bach in zijn muziek gebruikt.