Carl Philipp Emanuel Bach (geboren 8 maart 1714 in Weimar; overleden 14 december 1788 in Hamburg), ook bekend als de Berlijnse of Hamburgse Bach, was een Duitse componist en kerkmuzikant uit de familie Bach die werkte tijdens de overgang tussen de barok en de klassieke periode (vroege klassieke periode). Hij was de beroemdste van de Bach-zonen en genoot bewondering en erkenning in het protestantse Duitsland gedurende de tweede helft van de 18e eeuw, met name als leraar en componist van werken voor klavierinstrumenten.
C.P.E. Bach transformeerde de muzikale taal aan het einde van de barok en verhief daarbij ook de rol van de cello, zodat deze als solo-instrument gelijkwaardig werd aan het klavier, de viool en de fluit. Deze nieuwe balans komt tot uiting in de uitvoering van Bachs concerten in meerdere vormen: de solopartijen voor de celloconcerten werden ook bewerkt voor klavecimbel en fluit. Hoewel het verleidelijk is te speculeren dat de celloversies als eerste werden gecomponeerd, of specifiek voor de cello, is het ook heel goed mogelijk dat Carl Philipp ten eerste in staat was om drie versies tegelijk te componeren, en ten tweede dat hij, net als zijn vader, bedreven was op diverse instrumenten, maar vooral een klavierspeler was. Niettemin vormen de rijke texturen en de meeslepende virtuositeit van de celloconcerten een overtuigend bewijs dat Carl Philipp – die bij minder belangrijke opdrachten soms wat concessies deed op het gebied van compositie – zijn beste inspanningen in deze concerten heeft gestoken. Deze concerten tonen een componist die bereid en in staat is om uit de schaduw van zijn buitengewone vader, J.S. Bach, te treden.